Neem je werkboek Target 6 op p.1 en p.2.
Lees eerst nog eens de kenmerken van deelbaarheid en zeg ze een paar keer op.
Los nu de oefeningen op in je werkboek.
Als je klaar bent met de les, maak je een foto van p.1 en van p.2 van je werkboek. die foto's stuur je me door via WhatsApp of via mail. daarna krijg je van mij de verbetersleutel toegestuurd.
Veel succes!
Het kgv of kleinste gemeenschappelijk veelvoud... waarvoor gebruiken we dat weer? Waarom hebben we dit geleerd?
Juist! Om breuken gelijknamig te maken!
Gelijknamig? Wat betekent dat nu weer? (Gelijknamige breuken zijn breuken met dezelfde noemer zoals bijvoorbeeld 4/7 en 2/7 en 6/7 en ...)
Neem je werkboek op p. 3.
Bij oefening 1 gaat het over de veelvouden (de tafels van) .
Welke rij met veelvouden is de juiste? Je moet een kruisje zetten in het vakje voor de juiste rij.
Oefening 2:
Hier moet je eerst de rij met veelvouden aanvullen. Je begint natuurlijk bij het kleinste veelvoud!
Bijvoorbeeld:
van 6: 0 - 6 - 12 - 18 - 24 - 30 - 36 - 42 - 48 - 54 - 60 - 66
van 7: 0 - 7 - 14 - 21 - 28 - 35 - 42 - 49 - 56 - 63 - 70 - 77
Dan moet je een streep trekken onder de gemeenschappelijke veelvouden:
van 6: 0 - 6 - 12 - 18 - 24 - 30 - 36 - 42 - 48 - 54 - 60 - 66
van 7: 0 - 7 - 14 - 21 - 28 - 35 - 42 - 49 - 56 - 63 - 70 - 77
En tenslotte kleur je het kgv en vul je het achteraan op de lijn in.
van 6: 0 - 6 - 12 - 18 - 24 - 30 - 36 - 42 - 48 - 54 - 60 - 66
van 7: 0 - 7 - 14 - 21 - 28 - 35 - 42 - 49 - 56 - 63 - 70 - 77
Oefening 3:
Je moet hier telkens op zoek gaan naar het kgv van 2 getallen. Doe dit in je oefenschrift.
Daarna ga je de breuken gelijknamig maken. Je gebruikt dus het kgv als gemeenschappelijke noemer.
Oefening 4:
Dit is een toepassing.
Boris en Jasso helpen hun papa bij het opruimen. Boris heeft 3/8 van de schroeven opgeruimd en Jasso heeft 1/3 van de schroeven opgeruimd.
Wie heeft de meeste schroeven opgeruimd? Kan je 3/8 en 1/3 met elkaar vergelijken? Neen, want de noemers zijn niet dezelfde!
Je moet dus eerst het kgv van 3 en 8 gaan zoeken, daarna kan je dan de breuken gelijknamig maken en kom je te weten wie de meeste schroeven heeft opgeruimd!
kgv van 3 en 8 is .......
3/8 = . / . 1/3 = . / .
De GGD of grootste gemeenschappelijke deler.
Waarom hebben we dit weer geleerd? Waarvoor kunnen we dit gebruiken?
Juist! Om breuken te vereenvoudigen (kleiner te maken)
Lees de uitleg hierboven eerst nog eens goed. Maak dan de oefeningen in je werkboek op p. 4.
Oefening 5:
Noteer alle delers van 45, 72 en 90.
Begin steeds aan de linkerkant:
45 gedeeld door 1 ? 45 ik noteer het getal 1 aan de linkerkant en het getal 45 aan de rechterkant
45 gedeeld door 2 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 3 ? 15 ik noteer het getal 3 aan de linkerkant en het getal 15 aan de rechterkant
45 gedeeld door 4 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 5 ? 9 Ik noteer het getal 5 aan de linkerkant en het getal 9 aan de rechterkant
45 gedeeld door 10 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 11 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 12 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 13 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 14 ? Dat kan niet, ik ga verder
45 gedeeld door 15 ? 3 Die staat er al.
Ik heb dus alle delers van 45 gevonden
Doe nu hetzelfde voor 72 en 90.
Oefening 6:
Zoek opnieuw alle delers van 27 en 45.
Onderstreep dan de gemeenschappelijke delers (de delers die je zowel bij 27 als bij 45 vindt).
Omcirkel nu de grootste gemeenschappelijke deler van 27 en 45,
Doe hetzelfde voor de getallen 54 en 36, 48 en 72 en 45 en 60.
Oefening 7:
Zoek eerst de GGD van teller en noemer (in de eerste oef. 7/21).
Daarna kan je de breuk vereenvoudigen (teller en noemer delen door de GGD).
Oefening 8:
Dit is opnieuw een toepassing.
Ezra en Yassin oefenen voor hun basketbalwedstrijd.
Ezra scoort 12 keer op 15 pogingen of 12/15.
Yassin scoort 16 keer op 20 pogingen of 16/20.
Wie scoort het best?
Kan je de breuken vergelijken? Neen, want ze zijn niet gelijknamig!
Zoek dus eerst het GGD van 15 en 20.
Maak dan de breuken gelijknamig door het GGD te gebruiken als gemeenschappelijke noemer.
Wat stel je vast? Wie heeft het best gescoord?
De les van vandaag gaat over mengsels.
Wat is een mengsel?
Een mengsel is het samenbrengen van verschillende stoffen die je met elkaar gaat mengen.
Bijvoorbeeld: vruchtensap
Je kan een drankje maken dat bestaat uit sinaasappelsap, druivensap en ananassap. Je kan van elke soort evenveel sap nemen, maar je kan ook van de ene soort meer nemen dan van de andere soort. Je kan dus mengen hoe je het zelf graag wil.
Je kan heel veel mengsels maken, niet alleen van vruchten. Bedenk maar welk mengsel jij zou kunnen maken.
Bedenk een mengsel, maak een receptenfiche.
Maak je mengsel klaar, maak een foto van je mengsel en je receptenfiche en post ze in onze WhatsApp groep!
Ik kijk er naar uit!
Oefening 1:
Maribel maakt een snoepmengsel. Ze koopt 2 soorten snoep: beertjes en kersen.
Ze koopt evenveel snoep van elke soort, in totaal koopt ze 4 kg snoep.
De prijs van de snoepjes:
beertjes: € 5,20/kg kersen: € 6,00/kg
Er zijn 2 vragen:
Vraag 1: Hoeveel kost het mengsel van 4 kg snoep?
Vraag 2: Hoeveel kost 1 zakje van 250 g van dat mengsel?
Bewerking:
Stap 1:
Je moet dus eerst berekenen hoeveel elke soort snoep kost.
Daarvoor moet je eerst zoeken hoeveel kg er van elke snoepsoort wordt gekocht (ze koopt in totaal 4 kg snoep, ze koopt evenveel beertjes als kersen).
Nu kan je berekenen hoeveel ze voor elke soort snoep betaalt.
Stap 2:
Dan moet je berekenen hoeveel ze voor het totale mengsel betaalt (voor de 4 kg (beertjes en kersen)).
Stap 3:
En als laatste stap moet je berekenen hoeveel 1 zakje van het mengsel kost. In 1 zakje zit 250g snoepmengsel.
Maak nu de rest van de oefeningen in je werkboek op p. 5 en op p. 6.
Kijk eerst naar het filmpje met uitleg over blokkenbouwsels in de box hierboven.
Neem dan je werkboek op p. 7, kijk goed naar de bouwsels en los de oefeningen op.
Bekijk eerst het filmpje van Xnapda in de box in hierboven over spiegelingen en symmetrie.
Neem dan je werkboek op p. 8 en maak de oefeningen.
Vergeet ook niet je scheurblok p. 3 te maken.
Kijk eerst naar de filmpjes voor je begint te rekenen.
In de filmpjes wordt nog eens uitgelegd hoe je:
Neem er ook je Rakkertje (p. 39 tot p. 50) bij, daar vind je ook nog de verschillende oplossingsmethodes.
Wanneer je een kommagetal deelt door een kommagetal
gaan we zowel het deeltal als de deler vermenigvuldigen met hetzelfde getal.
Bijvoorbeeld:
0,86 : 0,2 = 8,6 : 2 = 4,3
Rekentaal:
vermeerderen = optellen
verminderen = aftrekken
som = optellen
veelvoud, vijfvoud, zesvoud, drievoud, ..... = vermenigvuldigen met ... x of 5 of 6 of 3 of ....
quotiënt = de oplossing van een deling
Belangrijk na het berekenen van de rente of intrest is dat je niet vergeet om deze rente of intrest bij het beginkaptaal toe te voegen!
DUS: beginkapitaal + rente of intrest
Neem de kopieerbladen bij die je kreeg op maandag 20 april.
Het gaat om de kopieerbladen 4A - 4B - 4C - 4D en 5.
je gaat in deze les de oppervlakte berekenen van regelmatige veelhoeken en onregelmatige veelhoeken.
Kijk eerst naar de filmpjes in de boxen hierboven.
Gebruik je potlood, geodriehoek en lat.
Bij deze oefeningen moet je de figuur dus eerst verdelen in vlakke figuren waarvan je wel de oppervlakte kan berekenen (bijvoorbeeld een vierkant, rechthoek, driehoek, parallellogram of ruit). Wanneer je dat hebt gedaan, kan je van elke figuur de oppervlakte berekenen.
Vergeet wel niet om dan de som te maken van alle oppervlaktes van die onregelmatige figuur.
Neem de kopieerbladen bij die je kreeg op maandag 20 april.
Het gaat om de kopieerbladen 4A - 4B - 4C - 4D en 5.
je gaat in deze les de oppervlakte berekenen van regelmatige veelhoeken en onregelmatige veelhoeken.
Kijk eerst naar de filmpjes in de boxen hierboven.
Gebruik je potlood, geodriehoek en lat.
Bij deze oefeningen moet je de figuur dus eerst verdelen in vlakke figuren waarvan je wel de oppervlakte kan berekenen (bijvoorbeeld een vierkant, rechthoek, driehoek, parallellogram of ruit). Wanneer je dat hebt gedaan, kan je van elke figuur de oppervlakte berekenen.
Vergeet wel niet om dan de som te maken van alle oppervlaktes van die onregelmatige figuur.
Neem de kopieerbladen bij die je kreeg op maandag 20 april.
Het gaat om de kopieerbladen 4A - 4B - 4C - 4D en 5.
je gaat in deze les de oppervlakte berekenen van regelmatige veelhoeken en onregelmatige veelhoeken.
Kijk eerst naar de filmpjes in de boxen hierboven.
Gebruik je potlood, geodriehoek en lat.
Gebruik dit blad om de totale oppervlakte van de figuur op te berekenen:
bijvoorbeeld:
figuur 1 is een trapezium. Die heb je verdeeld in een rechthoek en een driehoek.
Dus:
opp. rechthoek = ..... cm2 en
opp. driehoek = ..... cm2
opp. trapezium = opp. rechthoek + opp. driehoek
Denk er aan dat oppervlaktes worden uitgedrukt in oppervlaktematen!
TIPS:
KIJK EERST naar de filmpjes in de boxen hierboven!
Neem er dan je werkboek bij op p. 15.
Markeer met je fluostift wat je weet.
Denk er aan dat bij oefeningen waar de ene MEER heeft dan de andere of de andere MINDER heeft:
je eerst datgene dat er meer is, moet aftrekken van het geheel.
Daarna ga je wat overblijft verdelen.
Vul goed het schema in naast elke oefening of maak zelf het schema bij oefening 3 en 4 op p. 15.
Kijk ook naar de tip onderaan de pagina.
Bij deze oefeningen gaat het over VERHOUDINGEN
Dit betekent dat de ene .... KEER meer heeft dan de andere.
Hier moet je dus het aantal delen tellen dat er in totaal zijn, zoals je ook in het filmpje hebt gezien.
Bijvoorbeeld:
Simon en Julien hebben samen 30 stickers.
Simon heeft 1/4 van het aantal stickers dat Julien heeft.
Dat betekent dat
als Julien 1 sticker heeft, dan heeft Simon 4 stickers
Simon heeft : 1 deel
Julien heeft: 4 delen
in totaal zijn er dus 5 delen
Nu kunnen we het geheel verdelen: 30 : 5 = 6
Simon heeft 1 deel : dus 6 stickers
Julien heeft dus 4 keer meer stickers dan Simon,
dus 6 stickers x 4 = 24
We controleren: 6 stickers van Simon + 24 stickers van Julien = 30 stickers
Het klopt!
Oefening 1 en 2:
In deze kruiswoordraadsels moet je de uitkomsten van de bewerkingen invullen.
Als er zowel horizontaal als verticaal iets kan ingevuld worden, staat het erbij genoteerd.
Let er op dat je goed op de nullen let. Noteer tussenstappen in je oefenschrift.
Oefening 3:
Hier moet je telkens eerst nadenken welke bewerking je moet gebruiken, daarna maak je de berekening. Zet de gegevens in fluo en schrijf de bewerking helemaal op!
Oefening 3:
Hier moet je telkens eerst nadenken welke bewerking je moet gebruiken, daarna maak je de berekening. Zet de gegevens in fluo en schrijf de bewerking helemaal op!
Oefening 4:
Hier moet je de volgorde van bewerkingen toepassen.
1) Staan er haakjes? Ja => eerst de bewerking(en) tussen haakjes uitvoeren
2 )Dan pas de vermenigvuldigingen en / of de delingen van links naar rechts uitvoeren
3) En als laatste optellen en aftrekken van links naar rechts
Werk de bewerking eerst uit, verbind ze dan met de juiste oplossing.
Maak de oefeningen in je oefenschrift.
Maak je oefeningen in potlood, zo kan je gemakkelijk foutjes verbeteren en wordt het geen knoeiboel.
Noteer je antwoorden in je werkboek op p. 19.
KIJK eerst een paar keer naar het filmpje, zodat je weer goed weet hoe je een hoek meet en tekent.
Gebruik je speciaal fijn potlood om de hoeken te tekenen.
Kijk eerst naar de FILMPJES in de box hierboven, maak an de oefeningen in je werkboek.
Lees eerst ELKE opdracht voor je begint aan de oefening.
Bij oefening 5:
procenten, breuken en kommagetallen op de getallenas plaatsen:
Bijvoorbeeld: 6/8 = 3/4
Nu jij:
125% = 125/100 = . / 4
6/3 = 2 = . / 4
0,50 = 50/100 = . / 4
3/2 = . / 4
Nu kan je alle procenten, breuken en kommagetallen op de juiste plaats noteren op de getallenas.
Bij de laatste oefening moet je EERST schatten! Schat met ronde getallen!
KIJK eerst naar de filmpjes HIERBOVEN in de boxen.
Neem nu je werkboek en maak de oefeningen.
Kijk eerst naar het filmpjr in de box hierboven.
In het filmpje worden de kijklijnen en de schaduwlijnen nog eens mooi uitgelegd.
Kijk naar het filmpje tot op 4min27.
Het is een filmpe voor het zesde leerjaar, de leerstof is echter precies dezelfde en dus perfect bruikbaar voor ons.