The place to be voor coole kikkers
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Wanneer je op deze foto klikt, kom je op je bronnenboek terecht. Je kan dit hier inkijken!

Mundo - Thema 6 - Les 1: Ons land verdeeld in aardrijkskundige streken - Bronnenboek p. 56 - deel 1

De grenzen tussen gemeenten, provincies, gewesten en gemeenschappen, landen … zijn door mensen bepaald. Cartografen maken kaarten met die grenzen: men noemt ze staatkundige kaarten.

Heeft de natuur ook grenzen gemaakt? Ken je daarvan voorbeelden? (een rivier scheidt een streek in een linker- en een rechteroever, een zee scheidt een eiland van het vasteland, een grens tussen een laagvlakte en een hoger gelegen streek, een bergketen …) Kaarten waarop dergelijke gebieden/gegevens worden getekend, noemt men natuurkundige kaarten.

 

Maar niet alleen water (rivier, zee …) en reliëf (hoogten en laagten) bepalen een indeling in streken, maar ook de samenstelling van het aardoppervlak, de bodem. Weet je wat de bodemsoort in onze streek is? ‘Welke grondsoort zie je in je tuin?’ (zand, leem, klei …)

Klei ken je wel van het ‘boetseren met klei’. Leem is iets gelijkaardig, maar met meer zand gemengd. Deze twee grondsoorten zijn wel veel vruchtbaarder dan zandgrond.

Het kaartje in je bronnenboek op p. 56 geeft de bodemgesteldheid aan. (kijk ook eens in je atlas van die Keure pagina 21 kaart B Bodem).

Hierop zie je dat België is ingedeeld volgens de grondsoort of de bodemgesteldheid. Je zal ook zien dat streken vaak gebaseerd zijn op een combinatie van verschillende grondsoorten.

Mundo - Thema 6 - Les 1: Opdracht 1: Waar ga je zoeken? Op een staatkundige kaart of natuurkundige kaart?

Zoek op welke bodem een bepaalde plaats heeft.  Je vindt deze plaatsen ook terug in je atlas op het kaartje  pagina 21B of op pagina 6.

Pas op, er zijn plaatsen die je enkel op de ene of op de andere kaart vindt. Vergelijk de twee kaarten met elkaar.

 

Mundo - Thema 6 - Les 1: Opdracht 2: Bodemgesteldheid

België wordt ook ingedeeld in aardrijkskundige (of geografische) streken op basis van de bodemgesteldheid. Bepaalde namen van zulke streken zullen je misschien bekend in de oren klinken: de Kempen, de Ardennen, de Polders, Haspengouw …

Kaarten gemaakt op basis van het aardoppervlak/de bodem worden aardrijkskundige kaarten genoemd.

Neem de kaart met de aardrijkskundige streken (atlas die Keure pagina 16 en de kaart met de bodemgesteldheid (atlas die Keure pagina 21B Bodem) en vergelijk ze. Zie je dat beide kaarten - in grote lijnen - overeenkomen?

Zoek nu voor de plaatsen hierboven in de tabel in welke aardrijkskundige streek ze liggen.

(Advertentie)
Mundo - Thema 6 - Les 1: Opdracht 3: Werkboek p.1 - oefening 1

Neem je werkboek op p. 1 en

vul nu oefening 1 aan.

Mundo - Thema 6 - Les 1: Opdracht 4: Provincies en aardrijkskundige streken - werkboek p. 2

De volgende opdracht gaat over Oostende en Aarlen.

Neem je atlas erbij en zoek op waar die plaatsen precies liggen. Gebruik het register!

Voer nu de onderstaande opdrachten uit op de kaarten op p. 2 in je werkboek, je moet zelf zoeken welke kaart je moet gebruiken. Je moet ook de legende van de kaarten aanvullen:

-      Kleur de provincie waarin je woont, geel.

-      Kleur de aardrijkskundige streek waar je woont, ook geel.

-      Kleur de provincie waarin Oostende ligt, rood.

-      Kleur de aardrijkskundige streek waarin Oostende ligt, ook rood.

-      Kleur de provincie waarin Aarlen ligt, blauw.

-      Kleur de aardrijkskundige streek waarin Aarlen ligt, ook blauw.

Mundo - Thema 6 - Les 1: Opdracht 5: Steden, aardrijkskundige streken en provincies - werkboek p. 3 - oefening 3

Vul de tabel aan.

Duid de steden uit de tabel aan op de 2 kaarten in je werkboek op p. 2.

Gebruik hiervoor ook de kaart ‘Aardrijkskundige streken’ in je atlas op p. 16.

Mundo - Thema 6 - Les 1: Opdracht 6: Bodemgesteldheid en aardrijkskundige streken - werkboek p. 3 - oefening 4

Vergelijk nu de kaart over de bodem (kaart op p. 21B in je atlas) met de kaart met de aardrijkskundige streken (in je atlas op p. 16).

Wat moet je hier doen?

Je moet 3 streken (Kempen, Polders en Droog Haspengouw) kleuren op de kaart hierboven. Je moet een streek kleuren die vooral zandige grond heeft, een streek met vooral leemgrond en een streek met vooral kleigrond.

Welke streek heeft vooral zandige grond? Is dat de Kempen, de Polders of Droog Haspengouw?  Kleur de juiste streek geel op de kaart in je werkboek bij oefening 4.

Welke streek heeft vooral leemgrond? Is dat de Kempen, de Polders of Droog Haspengouw? Kleur deze streek bruin.

Welke streek heeft vooral kleigrond? Is dat de Kempen, de Polders of Droog Haspengouw? Kleur deze streek rood.

(Advertentie)
Mundo - Thema 6 - Les 2 - Hoe ontstaat een rivier?
Mundo - Thema 6 - Les 2 : De schelde, van de bron tot de monding in 3 minuten
Mundo - Thema 6 - Les 2 : Een rivierstelsel, wat is dat?
(Advertentie)
Mundo - Thema 6 - Les 2: Enkele waterbegrippen uitgelegd
Mundo - Thema 6 - Les 2 : Een stroombekken of stroomgebied, wat is dat?
Mundo - Thema 6 - Les 2: Over rivieren, kanalen en meren - Bronnenboek p. 57 - 1. Hoe ontstaat een rivier?

Op pagina 57 van het bronnenboek kan je het ontstaan van een bron en rivier lezen.

Wat is belangrijk:

  • Enerzijds vloeit het water dat uit de lucht valt (men noemt dat oppervlaktewater) rechtstreeks via riolen, grachten en beken terug naar zee en
  • Anderzijds komt het grondwater aan de oppervlakte omdat het niet door de rotsen of klei geraakt. Meestal leidt dat tot kronkelende traagvloeiende vlakterivieren.
  • Aan het smeltende ijs van gletsjers ontspringen snelstromende bergrivieren.
Mundo - Thema 6 - Les 2: Werkboek p. 4 - oefening 1: Hoe ontstaat een rivier?

Nadat je in je bronnenboek op p. 57 hebt gelezen hoe een rivier en een gletsjer ontstaan, vul je dit aan in je werkboek op p. 4.

Mundo - Thema 6 - Les 2 - Bronnenboek p. 57 - Wat zijn meren, rivieren en kanalen?

Wat is dat eigenlijk een rivier, wat is een kanaal en hoe ontstaat een meer?

Lees de tekst in je werkboek op p. 57 en je komt het allemaal te weten.

Mundo - Thema 6 - Les 2 - Bronnenboek p. 58 - Enkele waterbegrippen

Wat is 

  • een monding?
  • samenvloeiing?
  • stroomopwaarts?
  • stroomafwaarts?
  • linkeroever en een rechteroever?

 

Lees het op p. 58 in je bronnenboek.

Mundo - Thema 6 - Les 2 - Werkboek p. 4 - oefening 2 : Waterbegrippen

Neem nu je werkboek op p. 4 oefening 2

en vul de begrippen aan op de tekening van de rivier.

Mundo - Thema 6 - Les 2 - Bronnenboek p. 58 - Stroombekkens: 4 Waar stroomt het water naartoe?

Lees op p. 58 in je bronnenboek wat stroombekkens zijn.

 

Neem daarna terug je werkboek en maak oefening 3 op p. 4 en p.5 bovenaan (de kaart van de waterlopen).

Mundo - Thema 6 - Les 3: Hoe hoog zitten we? Bronnenboek p. 59

Kijk eerst naar het filmpje van schooltv. Hier vertelt men je meer over hoogtelijnen.

Neem dan je bronnenboek op p.59 en lees de tekst over stafkaarten, hoogtelijnen en stijgingspercentage.

Mundo - Thema 6 - Les 2 - oefening 3 - Werken op de kaart - wb. p. 4 - 5

3 Werken op de kaart

 

Voer de opdrachten uit op de kaart in je werkboek op p. 5.

a) Zet een X op de kaart waar onze gemeente Anderlecht ligt.

b)Vul in. Naar welk kanaal loopt het regenwater dat bij ons op de speelplaats wegvloeit (wegloopt)?

c)   Neem je fluostift en ga met je fluostift over de waterscheidingslijnen en landsgrenzen van het stroombekken van dat kanaal.

d)   Kleur de bevaarbare waterweg (waar je met een boot op kan varen) die het dichtst bij onze school ligt blauw. 

e)   Dit is het __________________ (vul aan) 

f)    Kleur ook de Schelde van de bron tot de monding blauw.

Mundo - Thema 6 - Les 2 - wb. p. 5 - Oefening 4: Extra oefening

Schrijf onder elke foto een passend begrip:

  • vijver
  • kanaal
  • monding
  • samenvloeiing
  • bergrivier
  • stuwmeer
Mundo - Thema 6 - Les 3: Stijgingspercentage
Mundo - Thema 6 - Les 3: Hoe hoog zitten we? Werkboek p. 6

Neem nu je werkboek op p. 6 en maak de oefeningen.

kijk naar het filmpje in de box hierboven over stijgingspercentage voor je oefening 3 in je werkboek maakt.

Mundo - Thema 6 - Les 4 : Hoog en laag in ons land - Reliëf
Mundo - Thema 6 - Les 4 : Hoog en laag in ons land - Reliëfvormen
Mundo - Thema 6 - Les 4 : Hoog en laag in ons land - Reliëfvormen
Mundo - Thema 6 - Les 4: Van hoog naar laag in ons land - Bronnenboek p. 60

Kijk eerst naar de filmpjes in de boxen hierboven. je bekijkt de filmpjes tot je goed begrepen hebt waarover het gaat.

 

Lees daarna de tektst over reliëfdoorsnede, reliëfvormen en over bergen die geen bergen zijn. in je bronnenboek op p. 60.

 

En dan neem pas je werkboek en maak je de oefeningen op p. 7,8 en p.9. 

Mundo - Thema 6 - les 4: Van hoog naar laag in ons land - wb. p. 7

Bij opdracht 1

zie je aan de linkerkant het bovenaanzicht van een berg. Aan de rechterkant zie je de berg vanop de zijkant.

Je moet dus een figuur aan de linkerkant verbinden met een figuur aan de rechterkant.

 

Bij opdracht 2

zie je het reliëf van bovenaf van het kaartje dat in je werkboek op p. 6 staat bovenaan.

Op die kaart op p. 6 zie je een lijn getekend staan van links naar rechts (van punt H naar punt I).

 

Het reliëf kan je van bovenaf of van opzij bekijken.

 

Bij opdracht 2 hebben ze dus het reliëf van punt H tot punt I doorgesneden zodat je het nu van opzij kan bekijken.

Als je op de kaart op p.6 kijkt, zie je de letters B, C en D staan.

Jij moet nu die letters op de reliëfdoorsnede noteren op p.7 (op die rode lijn)

 

Je kijkt dus op welke hoogte de punten B, C en D liggen en ook aan welke kant van de berg ze zich bevinden en plaatste ze dan op de juiste plaats op die rode lijn.

Mundo - Thema 6 - Les 4: Van hoog naar laag in ons land - wb. p. 8

Opdracht 3

Vul de begrippen in op de juiste plaats in het schema.

 

Begrippen uitgelegd:

Bergtop : de top van een berg (in het Frans: sommet de la montagne)

Helling : schuin oplopend of aflopend vlak op straat of in een landschap (in het Frans: une pente)

Hoogteverschil : het verschil in hoogte tussen 2 plaatsen of punten in een landschap (in het het Frans: différence dehauteur)

Zeeniveau : is de gemiddelde hoogte van de zeespiegel (het vlak van de zee). Het zeeniveau wordt als referentievlak gebruikt om hoogte aan te duiden van locaties op het land (zoals luchthavens en woonplaatsen) en van vliegtuigen in de lucht. (in het Frans: le niveau de la mer)

Vallei : een laag gelegen gebied tussen heuvels of bergen (in het Frans: une vallée)

 

Opdracht 4

 

Je ziet hier de doorsnede van een koersrit uit de Ronde van Frankrijk. De coureurs rijden van Andorra naar Pia de Beret (op het kaartje van links naar rechts).

De hoogte van elke berg staat telkens verticaal genoteerd.

Kijk goed naar de reliëfdoorsnede en beantwoord nu de vraagjes.

Mundo - Thema 6 - Les 4: Van hoog naar laag in ons land - wb. p. 9

Opdracht 5 en 6

 

Bekijk nog eens het filmpje over reliëfvormen, lees dan nog eens de tekst over de verschillende reliëfvormen in je bronnenboek op p. 60 en neem er ook je atlas bij (de kaarten van België).

Los dan de oefeningen op.

Mundo - Thema 6 - Les 5: De omgeving bepaalt het leven van de mensen - Wat is een vulkaanuitbarsting?
Mundo - Thema 6 les 5: De omgeving bepaalt het leven van mensen - het ontstaan van de zeven continenten aan de hand van Ice Age
Mundo - Thema 6 - Les 5: De omgeving bepaalt het leven van de mensen - Bronnenboek p. 61

Lees de tekst in je bronnenboek op p. 61 over:

  • onze planeet
  • aardplaten
  • aardbevingen
  • vulkaanuitbarstingen
Mundo - Thema 6 - Les 5: De omgeving bepaalt het leven van de mensen - Bronnenboek p. 62

Lees de tekst in je bronnenboek op p.62 over:

  • zeebeving of tsunami
  • het weer en het reliëf
  • hoe mensen zich aanpassen aan de omgeving waar ze wonen

 

Wat zijn de voor- en nadelen van het wonen op een vlakte of in een gebergte?

- in de bergen

VOOR: bergsporten, wintersporten, schoonheid van het landschap, kansen voor toerisme, kansen voor energiewinning met stuwmeren, gezond milieu …

TEGEN: moeilijk te bereiken, moeilijk te bewerken voor landbouwers, lastig klimaat met gevaren zoals lawines

 

- in een vlakte

VOOR: makkelijk voor transport, indien vruchtbare grond makkelijk te bewerken, makkelijker herin te richten …

TEGEN: trekt veel mensen aan, dus vaak dicht bewoond, weinig natuurlijk landschap, vaak volledig heringericht door de mens voor landbouw, industrie …

 

Mundo - Thema 6 - les 5: De omgeving bepaalt het leven van de mensen - werkboek p. 10

Neem nu je werkboek op p. 10 en maak de oefeningen.

 

Oefening 1: Verbind de uitspraak aan de linkerkant met de juiste uitspraak aan de rechterkant of anders gezegd:  verbind de oorzaak met het gevolg.

 

bijvoorbeeld:

Als ik hard op de schaal van een ei klop, dan breekt de schaal

  • oorzaak: ik klop hard op de schaal van een ei
  • gevolg: de schaal breekt 

 

Oefening 2:

Ken jij alle werelddelen? Noteer bij het nummer de naam van het continent (gebruik je atlas)

 

oefening 3:

Noteer onder elke foto het passend begrip.

kies uit: snowboarden - aardbeving - tsunami - raften - bergbeklimmen - lawine

 

Kleur daarna het bolletje in de foto rood of groen

rood: als deze activiteit of toestand voor ons een nadeel  is

groen:  als deze activiteit of toestand voor ons een voordeel is

(Advertentie)
(Advertentie)
Mundo - Thema 6 - Les 6: Mensen zetten hun omgeving naar hun hand - Bronnenboek p.63

Lees EERST de tekst in je bronnenboek op p.63.

 

Kijk daarna naar het filmpje hieronder over hoe mensen water en energiebronnen gebuiken om het leven te vergemakkelijken en hoe ze dus ook de omgeving naar hun hand zetten.

Mundo - Hema 6 - Les 6: Mensen zetten de omgeving naar hun hand
Mundo - Thema 6 - Les 6: Werkboek p. 11

Neem nu je werkboek op p. 11 en maak oefening 1, 2 en 3

Mundo - Thema 6 - Les 6: Mensen zetten de omgeving naar hun hand - Bronnenboek p. 64

Lees nu de tekst in je bronnenboek op p. 64 over groene stroom en de werking van sluizen. 

 

Kijk dan naar het filmpje over de werking van een sluis en maak pas daarna de oefeningen in je werkboek op p. 12.

Mundo - Thema 6 - Les 6 : Hoe werkt een sluis?
Mundo - Thema 6 - Les 6: Mensen zetten de omgeving naar hun hand - werkboek p.12

Maak nu oefening 4 in je werkboek op p. 12.

 

Neem voor oefening 4 je atlas erbij met de kaarten van België. Gebruik het register om de steden, provincies en namen van waterwegen en snelwegen te vinden.

 

Gebruik je fluostift om de snelweg van Antwerpen naar Luik en de snelweg in jouw omgeving aan de duiden.

 

Mundo - Thema 6 - Les 7 en 8: Mensen ordenen de omgeving - Plan van schoolomgeving - wb. p. 13 en p. 14

Hierboven zie je een plannetje van onze schoolomgeving. Dit is natuurlijk geen gewestplan zoals je er eentje in je bronnenboek op p. 65 ziet.

 

Ga eerst eens lezen wat een gewestplan is, en hoe een leefomgeving en het landschap wordt ingedeeld door de mens. Dit vind je in je bronnenboek op p. 65 en p. 66.

 

Als je een printer hebt thuis, kan je dit afprinten. Heb je thuis geen printer, dan is dit zeker niet erg. Bekijk het plannetje hier dan goed.

 

Oefening 3 in je werkboek op p. 14:

Duid op je plannetje de plaats aan (of noteer in je werkboek de straatnaam ) waar jij een snoepwinkel zou plaatsen.

Is dit in het centrum van Anderlecht of aan de rand van een bos of park of in een woonwijk of op een plaats met veel bedrijven en fabrieken (een industriezone)?

Vertel ook waarom je die plaats (of straat) kiest.

 

Oefening 4:

Lees de tekst in je bronnenboek op p. 66, kijk naar de foto's en lees wat er onder elke foto staat. Neem dan je werkboek op p. 14, kijk naar de foto's bij oefening 4 en vul aan met:

toeristische, landelijke, industriële, stedelijke.

Zet een kruisje bij de foto van de omgeving waar jij woont.

 

 

Oefening 5:

Neem je werkboek op p. 14 en gebruik hiervoor je atlas.

Je hebt deze kaarten nodig:

Noteer de beginletter van deze steden op het kaartje: kaart van België op p.6,

Teken de belangrijkste Belgische industriegebieden en kleur ze geel : kaart p.20,

Teken een klein vliegtuigje als pictogram bij steden die een luchthaven hebben: kaart p.19B

Teken de toeristische gebieden en kleur ze lichtgroen:  kaart p. 19

 

Mundo - Thema 6 - Herhaling - Werkboek p. 15 - Bronnenboek p. 56-66

Voor je aan deze herhalingsles begint, ga je eerst in je bronnenboek lezen van p. 56 tot p. 66.

Overlees ook de oefeningen in je werkboek van p. 1 tot p. 14.

 

Maak dan pas de oefeningen in je werkboek op p.15.

Mundo - Thema 6 - STUDIEWIJZER - wb. p. 16

Op p. 16 van je werkboek vind je je studiewijzer voor dit thema.

 

Wat je moet kennen, moet je eerst begrijpen en nekele keren uit je hoofd opzeggen, opschrijven of tekenen tot je het uit je hoofd kan opzeggen.

Dat betekent: je kan het uitleggen, opschrijven of zeggen zonder hulp of zonder in je boek te gaan kijken.

Dat is zo voor 1 en 2 op p. 16.

 

Wat je moet kunnen, moet je vooral begrijpen.

Dat betekent: als de juf iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan je dat oplossen.

Dat is zo voor 3 tot 7.

In de box hieronder kan je al eens de oefentoets maken.

 

Wat je nog niet begrijpt, kan je aan de juf vragen via WhatsApp of Jitsi.

 

Op woensdag  20 mei  heb je toets van w.o. thema 6.